Harmen Joosten en zijn noodlot in 1672
Gepost door:Harm Hillinga | Datum: 20 mei 2024.

Harmen Joosten wordt in 1672 slachtoffer van het Beleg in Groningen. We nemen je mee in de zoektocht naar hoe het noodlot Harmen heeft kunnen treffen.
Noor Janse, deelnemer van Open het Stadsbestuur, schrijft deze blog in de reeks ‘Het leven in 1672’, bij de Groninger Archieven.


Petrus Wolphius Ducher is een goede vier jaar predikant in de kerkelijke gemeente Bellingeweer als de Münsterse troepen in juli 1672 de stad Groningen naderen. Bellingeweer is dan een klein dorp, om en nabij 15 kilometer ten noorden van Groningen. Zo’n anderhalve eeuw later zal het opgaan in het veel grotere, er direct naast gelegen Winsum. Duchers bescheiden parochie schommelt in deze jaren tussen de veertig en vijftig ledematen. Hij maakt de indruk van een bevlogen man, terwijl hij in het Kerkeboek (kerkelijke gemeente Bellingeweer en Ranum, 1668-1729) nauwkeurig verslag doet van zijn parochie, waaraan hij refereert als ‘mijne kudde & schapen’.

Uitsnede kaart provincie Groningen, 1617. Vervaardiger P. Kaerius ex., Groninger Archieven (817_1954).
Uitsnede kaart provincie Groningen, 1617. Vervaardiger P. Kaerius ex., Groninger Archieven (817_1954).

Hij doet zoals het een goed predikant betaamt verslag van het avondmaal, van belijdenissen, nieuwaangekomen leden, van huwelijken en dopen en ook van de huisbezoeken, die hij regelmatig aflegt. Hij zorgt ervoor, dat ruzies ‘in der minne worden bijgeleght’, dat buren weer met elkaar door één deur kunnen, en dat er vergiffenis wordt gevraagd en geschonken in die kleine gemeenschap van mensen, waarin ongetwijfeld velen van elkaar afhankelijk zijn.

Werelds bericht
Maar zijn bericht van juli 1672 wijkt significant af. Het is het enige bericht in het hele kerkeboek met een grotendeels werelds karakter. Het begint met de melding van de noodlottige dood van parochielid Harmen Joosten, die is gestorven tijdens de belegering van de stad Groningen. Volgens de tekst overlijdt hij in de Ebbingestraat, en wel door een 24-ponds ‘kougel’. Deze melding gaat naadloos over in een algemeen verslag van de belegering, compleet met datums, de sterkte van het leger (‘een armee van 22000 mannen’) en de gebruikte wapens (‘gloeijende kougels, sware bomben en granaten, item stinckepotten’).

Het bericht sluit af met een minutieuze optelling van ‘4500 dooden, 1426 gequetsten, 600 overloopers binnen Groningen, en 5000 overloopers na andere Provintiën’. Waar hij deze getallen vandaan heeft, terwijl het Beleg nog nauwelijks ten einde is, weten we niet. Ducher telt de getallen bij elkaar op, zodat hij op een totaal van 11556 slachtoffers komt.

In zijn volgende berichten gaat hij weer over tot de kerkelijke orde van de dag. Ook elders schrijft hij nooit meer iets in het kerkeboek dat niet direct betrekking heeft op zijn parochie. Het is daarom aannemelijk dat er achter Duchers feitelijke weergave van het Beleg een grote persoonlijke geschoktheid schuilgaat.

Slachtoffers
Iets anders wat opvalt aan deze optelsom van slachtoffers, is dat hij geen verschil maakt tussen vriend of vijand. Aan Münsterse zijde is het dodental veel hoger dan aan de Groningse kant. Zo vallen er onder de soldaten van de bisschop zo’n 4600 doden, terwijl er in de stad ‘slechts’ om en nabij de 80 mensen sterven als gevolg van bominslagen, kogels of vallend puin, plus nog eens 15 soldaten.

Duchers cijfers beschouwende, lijkt het waarschijnlijk dat hij alle slachtoffers van beide zijden zonder onderscheid bij elkaar heeft opgeteld. Daarmee lijkt hij dit Beleg niet te beschouwen als een verhaal van winners en verliezers of van slechten en goeden. In plaats daarvan ziet hij dit Beleg op de eerste plaats als een algemeen menselijk drama, dat veel levens heeft gekost en dat daarnaast ook talloze andere heeft ontwricht.
Wat doet Harmen deze noodlottige dag in juli in de stad Groningen, notabene middenin een Beleg, als hij geen Stadjer is? Daarover lezen we in het volgende gedeelte in Groningen 1672.

Het leven in 1672
In 2022 hebben we herdacht dat het 350 jaar geleden is dat het Beleg van Groningen plaats heeft gevonden. Dit hebben we (de Groninger Archieven) gedaan door verhalen van de belegering van de stad te vertellen op de website ‘kaart1672.nl’. We hebben hierbij gewerkt, samen met de deelnemers van het ‘Maak Geschiedenisproject Open het Stadsbestuur’. Deelnemers aan dit project duiken in oude bronnen om kleine – soms onbekende – stukjes geschiedenis over 1672 bloot te leggen. Zo schetsen we het leven in 1672 in diverse blogs, die weer terug te vinden zijn op ‘kaart1672.nl’ [1].

Harmen Joosten: wat deed hij in Groningen in 1672?
In de eerste deel hierboven over Harmen Joosten uit Bellingeweer hebben we gelezen over zijn plotselinge dood. Maar wat heeft Harmen die noodlottige dag in juli 1672 in de stad Groningen, notabene middenin een Beleg, als hij geen Stadjer is, in Groningen gedaan?
De informatie over zijn persoon is zeer summier. We weten, uit het Doop- en trouwboek kerkelijke gemeente Baflo en Rasquert 1650-1811, dat Harmen Joosten oorspronkelijk afkomstig is uit het dorp Rasquert en dat hij al in 1649 trouwt met ene Menje Claessen. In 1672 moet hij dus al op leeftijd zijn geweest. Waarschijnlijk is hij een van de vele mensen in die tijd, die noch door hun afkomst, noch door hun beroep of vermogen veel sporen nalaat in de archieven. Daarom kunnen we alleen speculeren.

Vluchten naar de stad
Naarmate de tijd van het Beleg verstrijkt, raakt de stad steeds voller met vluchtelingen. Veel mensen afkomstig van het platteland ten zuiden en oosten van de stad, waar de soldaten plundertochten maken, zoeken hun toevlucht binnen de stadsmuren. Meestal met succes.
Het Wytlopiger journael, Van ’t gepasseerde In en omtrent de Stadt Groningen’, (1772-383, pagina 19) meldt over de vluchtelingen en de drukte in de stad bijvoorbeeld het volgende:

De vluchtelingen die van buiten by duisenden hier binnen waeren gekomen, hadden reets alle plaetsen bynae vervult, hier by quam noch de menichte der menschen die voor de poorten gewoont hadden. En nu was by nae de halve Stadt oock nae de andere zijt gevlucht, soo dat alle kaemers vol gepropt van menschen waeren.

Veilig in Winsum
Hoewel er tijdens deze maanden niets zeker is, blijven Bellingeweer en Winsum hoogstwaarschijnlijk buiten schot. Het dichtstbij komen de bisschoppelijke troepen tijdens hun aanval op 25 juli op Aduarderzijl, dat deel uitmaakt van de noordwestelijke waterlinie. De schans van Aduarderzijl ligt maar zo’n 7 kilometer ten westen van de woonplaats van Harmen. Op hun tocht er naartoe trekken de soldaten al plunderend door het dorp Enumatil. Van deze aanval moet dan ook een flinke dreiging zijn uitgegaan voor de omliggende gebieden. Op de dag van de aanval op Aduarderzijl krijgt de artilleriemeester Muller ook ongetwijfeld niet voor niets de opdracht om

an Peter van Londen voor de Carspelen Winsum ende Obergum uit te langen 50 Libra buspulver.

50 pond buskruit wordt uitgedeeld, Resolutieboek gedeputeerde staten, 1672. Groninger Archieven (1-135, blz 67)
50 pond buskruit wordt uitgedeeld, Resolutieboek gedeputeerde staten, 1672. Groninger Archieven (1-135, blz 67)

Vijftig pond buskruit wordt er dus uitgedeeld, zodat de bewoners van Winsum zichzelf, als de nood aan de man komt, kunnen verdedigen. Harmens woonplaats bevindt zich gelukkig relatief veilig aan de andere zijde van het Reitdiep.

Hoe waarschijnlijk het is dat Harmen eind juli op de vlucht slaat voor dreigend oorlogsgeweld, is moeilijk te beoordelen. Uit de inundatiekaart (inundatie = opzettelijk onder water zetten) van kaartenmaker Jannes Tideman, blijkt dat, hoewel er in de directe omgeving grote partijen land onder water zijn gezet, Harmens dorpsgenoten nog droge voeten hebben. Vluchten voor het water is dus niet noodzakelijk.

Onder water gezette gebieden in Groningen, 1672. Vervaardiger Jannes Tideman (1536_3300).
Onder water gezette gebieden in Groningen, 1672. Vervaardiger Jannes Tideman (1536_3300).

Handel
Als we ons weer verplaatsen naar de stad, dan wordt uit het eerder geciteerde fragment uit het ‘Wytlopiger Journael’ duidelijk, dat het in het noordelijke gedeelte van de stad, en daarmee ook in de Ebbingestraat, gekrioeld moet hebben van de mensen. Ook vóór het Beleg is de Ebbingestraat al een belangrijke en levendige winkelstraat, en daarbij van oudsher de weg naar het Hogeland. Harmen bevindt zich in die zin dus op een logische plek. Zelfs nu nog geeft googlemaps – gevraagd om de fietsroute vanaf Bellingeweer naar het centrum van Groningen – een route die voert door de Ebbingestraat.

Uitsnede plattegrond stad Groningen met Nieuwe Ebbingestraat, ca 1640. Vervaardiger Egbert Haubois, Groninger Archieven (817_917 / 1).
Uitsnede plattegrond stad Groningen met Nieuwe Ebbingestraat, ca 1640. Vervaardiger Egbert Haubois, Groninger Archieven (817_917 / 1).

Het is dus mogelijk, dat Harmen helemaal niet op de vlucht is, en dat hij zich in Groningen bevindt vanwege een andere reden. In de meer dan een eeuw later uitgebrachte ‘Geschiedenis van het Beleg van Groningen in 1672’ geschreven door Eillert Meeter, is sprake van het volgende relaas:

’s Woensdags, in den vroegen morgen, gebruikte de vijand het eerst zijn grof geschut. Met eene batterij van vijf halve kartouwen had hij zich op het einde van den Oosterweg geposteerd, van waar hij de stad hevig beschoot. (..) Een kogel, die tot in de Nieuwe Ebbingestraat vloog, nam een landman uit Winsum bijna het geheele hoofd weg: dezelfde kogel trof vervolgens eene pottebakkers vrouw, Marretje Geerts genaamd, en nam haar het kind uit den arm weg, die gedeeltelijk verbrijzeld werd.

Harmen Joosten: een gloeiende kogel in de Ebbingestraat
In het bovenstaande over Harmen Joosten uit Bellingeweer lezen we over zijn plotselinge dood en wat hij in juli 1672 vermoedelijk in de stad Groningen heeft gedaan. Is Harmen dezelfde man die in de journaals genoemd wordt en sterft door een kogel die ook pottenbakkersvrouw Marretje Geerts raakt?
Het is opvallend, dat het in dit verslag expliciet om een landman – een boer dus – uit Winsum gaat. In de stad vallen bovendien in totaal maar weinig slachtoffers. Dat maakt de kans dat het hier om Harmen gaat, nog wat groter. Helemaal zeker kunnen we niet zijn. In het fragment is ook sprake van halve kartouwen, waarmee tot in de Ebbingestraat wordt geschoten.

24-ponds kogel
Halve kartouwen zijn kanonnen, gemaakt van gietijzer of brons. Deze vorm van artillerie wordt in de 16e en 17e eeuw gebruikt bij belegeringen en op veldtochten. Om de bevoorrading van munitie te vereenvoudigen, standaardiseert de Republiek begin 17e eeuw vier kalibers: 6- 12- 24- en 48-ponds kogels. Wellicht herinner je je de 24-ponds kogel nog, die dominee Ducher aan het begin van dit stuk in zijn kerkeboek optekent als het type kogel dat Harmen Joosten dodelijk treft. Laat dat nu precies het type kogel zijn, dat door zo’n halve kartouw wordt afgevuurd. Dus ook dat gedeelte van het verhaal klopt met het verslag van predikant Ducher in de eerste deel van dit verhaal: Harmen Joosten: zijn noodlot in 1672.

Om een idee te geven van de grootte: een 24-ponds kogel heeft een doorsnede van ongeveer 15 centimeter. Een flink formaat dus, dat ook met twee handen niet te omvatten is. Je moet er niet aan denken, wat er gebeurt als een dergelijk ijzeren projectiel je met kracht raakt, zoals helaas Harmen overkomt.
Ook in andere verslagen wordt melding gemaakt van een soortgelijk verloop van dezelfde woensdag 27 juli, waarbij de vijand tussen de Oosterweg en het Schuitendiep de stad beschiet met 5 ‘stucken’ of kanonnen. Als er vanaf deze positie helemaal naar de Nieuwe Ebbingestraat is geschoten, dan heeft de kogel maar liefst zo’n anderhalve kilometer afgelegd. Dat is niet onrealistisch, want een kogel afgevuurd door een halve kartouw kan een afstand van zo’n 5000 passen overbruggen. Als je een halve meter per pas rekent, dan kom je uit op een maximaal bereik van 2,5 kilometer.

Veel andere beschrijvingen van kogels of bommen die helemaal tot in de Ebbingestraat terecht zijn gekomen, zijn er niet. Zo maakt Het ‘Wytlopiger Journael’ alleen melding van een ‘bombe’ op 31 juli in de Ebbingestraat, ‘een huis of wat van de Jacobinerstraete’. De ‘Geschiedenis van het Beleg van Groningen’ spreekt verder nog op 4 augustus van een bom, die een groot gedeelte van een huis verbrijzelt in de Oude Ebbingestraat.

Belegering van stad Groningen vanuit het zuiden, 1672. Uitsnede prent Romeyn de Hooghe, Groninger Archieven (817_281).
Belegering van stad Groningen vanuit het zuiden, 1672. Uitsnede prent Romeyn de Hooghe, Groninger Archieven (817_281).

Er zijn dus enkele meldingen over ‘bomben’, grote, soms zeer zware kogels gevuld met onder andere kruit. Het type 24-ponds kogel dat door halve kartouwen wordt afgeschoten, wordt volgens alle verslagen echter alleen op één datum in de Ebbingestraat teruggevonden. En wel op die bewuste woensdag 27 juli 1672.

Landman uit Winsum
Als Harmen daadwerkelijk de genoemde landman uit Winsum is geweest, dan is het mogelijk dat hij voedsel komt brengen of verhandelen in het van vluchtelingen overlopende noordelijke deel van de stad. Misschien wel dezelfde soort handelswaren als zijn dorpsgenoten naar de soldaten in Aduarderzijl hebben gebracht: brood, kaas of bier (Groninger Archieven, 1-135, blz 71). Vanaf zijn woonplaats blijven de aanvoerroutes naar de stad immers gedurende het hele Beleg toegankelijk. Mogelijk ziet hij de overbevolkte stad zelfs als een gelegenheid om wat extra’s te verdienen. De kans dat hij daarbij de dood zal vinden zoals gebeurt, is in het noordelijke stadsdeel maar klein.

Wie zijn lichaam wegdraagt, of waar hij ligt begraven, is onbekend. Of Harmen ook kinderen heeft, die zijn dood betreuren, weten we evenmin. Van zijn nalatenschap is slechts één ding bekend: Dominee Ducher vertelt in zijn Kerkeboek (kerkelijke gemeente Bellingeweer en Ranum, 1668-1729) in de daaropvolgende jaren slechts, dat Harmens weduwe Menje (ook Mennie) Klaessen in goede gezondheid verkeert. In het genoemde kerkeboek staat 'en sijn dese volgende ledematen onser gemeente voor tegenwoordich in leven ende in goeder gesontheijten', dat zij een jaar later op 18 juni 1675 hertrouwt[2].

Noten:
1 Noor Janse, Projectdeelnemer Maak Geschiedenis.
2 Noor Janse, Projectdeelnemer Maak Geschiedenis

Bronnen:
- RHCGA. Groninger Archieven, Harmen Joosten, Noor Janse
- Noor Janse is deelnemer van Open het Stadsbestuur, schreef deze blog in de reeks 'Het leven in 1672'.
- Oorspronkelijk bestaat de tekst uit drie delen die blogs worden genoemd.
- Licentie artikel/tekst: Groninger Archieven: Open data/Gebruiksvoorwaarden


 

Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorg-vuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres. Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 20 mei 2024.

Tekst: RHCGA, Noor Janse.
Samenstelling: © Harm Hillinga.